in the end, a little disappointing as the puntillistic narration doesn't succeed in conjuring up the anticipated epiphany ( )

Graag gelezen maar geworsteld met het einde ( )

Ein ungeheurer faszinierendes Buch.
Aus der Ich-Perspektive vieler Hauptpersonen, die lose miteinander verbunden sind, werden die Ereignisse zweier Tage beschrieben, an denen plötzlich ein neuer Stern am Himmel erscheint, manche Tiere beginnen, sich merkwürdig zu verhalten, bestialische Morde geschehen, seltsame, menschliche Wesen mit riesigen Köpfen auftauchen und Ritualhandlungen ausführen …
Nichts ist wirklich klar, in diesem Buch, bis zum Schluss nicht, jedenfalls nicht, was das eigentliche Thema und den roten Faden betrifft. Der dreht sich anscheinend um den Tod, und vielleicht können Leute nicht mehr sterben, aber es wird nie ganz klar, ob das Einzelfälle sind, oder ob das überhaupt wirklich passiert.
Die Erlebnisse der vielen (fast zu vielen) Ich-Erzähler sind über weite Strecken gar nicht so mysteriös, es ist das ganz normale Leben, das Knausgård beschreibt. Gerade dadurch wird alles sehr unheimlich, ständig hängt eine Art böse Vorahnung über dem Geschehen, die kaum je mit Händen zu greifen ist.
Das bleibt bis zum Schluss so. Die Handlung wird immer absurder und unverständlicher, und am Ende ist nichts klar oder abgeschlossen. Mein Eindruck war, dass diese Geschichte bisher höchstens zu einem Drittel erzählt ist. Würde da nichts nachkommen, wäre das ein wenig unbefriedigend.
Tatsächlich erscheint demnächst ein zweites Knausgård-Buch auf Deutsch, das mit dem Morgenstern „verbunden“ ist, wie es in der Buchbeschreibung heißt, auch wenn es anscheinend um ganz andere Charaktere zu einer ganz anderen Zeit geht. Auf Norwegisch ist bereits ein dritter Teil erschienen. Mein Eindruck – und meine Hoffnung – ist, dass es sich hier um ein großangelegtes Projekt Knausgårds handelt, in dem noch viele Bände folgen werden.
Der Morgenstern selbst ist schlicht großartig. Vom Lesegefühl her ähnelt das Buch sehr einem Thriller, ist aber doch ganz anders. Es ist nicht hastig erzählt, Tempo und reißerische Marktschreierei sind keine Attribute dieses Buches. Wie üblich erzählt Knausgård behutsam und langsam, unglaublich nahe an den Charakteren, die sehr echt und lebensnah wirken.
Gleichzeitig entsteht eine Spannung wie bei keinem anderen Knausgård, den ich bisher gelesen habe. Viele Motive aus seinen früheren Büchern begegnen uns wieder, neu interpretiert und in andere Zusammenhänge gesetzt. Das noch garniert mit viel Philosophie über Spiritualität, Wahrheit/Wirklichkeit und Tod – diese Kombination macht süchtig, sicher eines der besten Bücher, die ich je gelesen habe.
Ein Meisterwerk. ( )

nie wieder knausgard. furchtbar

Voor mij zit de grootsheid van Karl-Ove Knausgard in zijn geniale introspectie in het alledaagse, in hoe hij waarneemt dat het wonder uitbreekt uit het doodgewone. Dat kwam perfect tot uiting in zijn omvangrijke Mijn Strijd en in de korte vignettes van de seizoenscyclus, allebei in het autobiografische genre. Maar met dit boek waagt Knausgard zich aan iets heel anders. Dit is eerder een dystopisch verhaal dat almaar verder uitwaaiert en uitloopt op een essay over de zin van de dood. En ook nieuw voor hem: hij volgt een tiental personages in en rond het Noorse Bergen, in episodes die elk op een cliffhanger eindigen, waardoor de roman ook een thriller-achtig karakter krijgt. De aanloop is vrij traag, maar geleidelijk aan stapelen de vreemde voorvallen die de personages meemaken zich op, met als meest in het oog vallende de ongewoon grote ster die eerst ’s nachts en geleidelijk ook overdag aan de hemel staat te prijken, de extreme hitte en het vreemde gedrag van dieren en mensen. Het curieuze is dat Knausgard redelijk onsympathieke, lichtelijk verknipte personages ten tonele voert, en bepaalde verhaallijnen halfweg laat doodlopen, alsof het er niet toe doet wat er precies gebeurt. Wil hij ons bewust laten deelnemen aan het duistere in de alledaagse werkelijkheid? Regelmatig valt de woorden demonen en duivels, en ook de gevallen engel Lucifer passeert de revue, in wat duidelijk een poging is om het disruptieve van onze tijden in de verf te zetten. Intrigerende materie, maar ik miste toch vooral het beschouwende en introspectieve dat in Mijn Strijd en de Seizoenscyclus zo aanwezig was. Alleen bij het personage Egil Stray herkennen we de oude Knausgard weer terug; het afsluitende essay is trouwens in diens naam geschreven. Met dat alles gaf dit boek me een eerder onbevredigend gevoel, alsof het met haken en ogen aan elkaar hangt, en onafgewerkt is. Dat enigmatisch karakter heeft zijn charme, maar ik vind het veel minder geslaagd dan de andere boeken van Knausgard. ( )